Karel loopt stage bij Scheepswerf Peters. Ze bouwen daar enorme zeeschepen en Karel is ook uitgenodigd om de te water lating mee te maken.
Het is lekker koud weer en er waait een guur windje. We zijn nog bijna te laat. Onderweg worden we staande gehouden omdat er een wielerronde aan de gang is. Eerst scheurt de kopgroep van drie renners ons voorbij, dan een kleine groep volgers, dan een stoet met volgauto’s, dan een tijdje niets en ja hoor dan de hekkensluiters. Na zo’n kwartiertje mogen we weer verder rijden.
Er staan veel mensen al te wachten. In dit winderige koude weer is elke minuut wachten toch wel lang. Maar dan begint de ceremonie. Iemand van Peters vertelt eerst in het Engels een verhaal. Daarna nog bijna hetzelfde verhaal in het Duits en dan weer Engels en uiteindelijk gaat hij voor alle mensen die geen Engels en Duits spreken, het nog een keer vertellen aan het meisje dat uiteindelijk de boot zal dopen.
En dan is het zover. De schaar wordt gepakt. Het lint ertussen en er zegt nog iemand: “en nu knippen maar†en dan slaat de champagne fles kapot op het schip. Een groot gejuich en applaus volgt
En dan nu waar we allemaal voor komen, de tewaterlating. Eerst worden alle stempels onder de boot verwijderd en dan hoor je een knal en schuift het schip langzaam het water in. Een enorme vloedgolf en een paar seconden later drijft het schip richting de kade. De sleepboot trekt hem naar de kade waar er nog een paar weken aan gewerkt zal worden. Hij wordt dan weggevaren naar Harlingen en daar zal dit schip dan beginnen aan zijn eerste zeereis.