Ik vaar samen met mijn vader de botter terug naar Elburg. We worden door Teunie gebracht. Er ligt nog een botter tegen onze botter aan, dus eerst die maar even verleggen. Precies om twee uur verlaten we de nieuwe bovenhaven. Mijn vader is opgegroeid in Kampen, dus komen alle verhalen voorbij van zijn jeugd. Het is lang geleden dat mijn vader op de IJssel heeft gevaren. Alle inhammen en haventjes hebben een verhaal en mijn vader geniet er erg van. Na een uur varen zijn we op het Ketelmeer en na nog een uur zijn we door de sluis bij Roggebot. Het gaat veel sneller dan we gedacht hadden, dus besluiten we nog even te gaan zwemmen. Ik zwem even een paar rondjes en klim dan weer aan boord. We maken nog even een praatje met iemand die daar ook ligt. We drogen ons af en ik start de motor. We duwen de boot van de kant af en varen dan richting de haven van Elburg. In het kanaal is het rustig varen en om kwart over vijf liggen we weer op onze plek. Teunie staat ons al weer op te wachten. Karel klimt nog even op de planken om de lus over de paal te gooien. We ruimen alles op, sluiten het deurtje en stappen van boord.