Vandaag dan toch nog even schaatsen. Het ziet er naar uit dat het de laatste dag waarop het kan. Dus snel nog even van de gelegenheid gebruik maken.
Eerst even het lidmaatschapsbewijs van de ijsbaan opzoeken. Omdat we toch nooit meer gaan schaatsen (hah) is de kaart op een duidelijk en niet terugvindbare plaats opgeslagen. Verliezen we toch gewoon kostbare tijd mee.
Als we om half twee aankomen is het nog rustig. De ijsbaan gaat tussen de middag dicht om de mensen even de gelegenheid te geven te eten en de baan te prepareren. We zetten de auto langs een sloot en lopen het laatste stukje naar de ijsbaan. Floris vraagt zich toch af hoe de schaatsbaan eruit ziet. Hij heeft een beeld dat het een groot stadion is, net zoiets als Thialf in Heerenveen. Dat is het niet. Het is gewoon een groot ondergelopen weiland. Bij de kassa zeggen we dat we wel lid zijn, maar gewoon het kaartje kwijt zijn. Gelukkig kennen ze ons nog (voordeel van een klein dorp).
Ik doe mijn klompen uit en trek de schaatsen aan. Ik loop naar het ijs (5 meter) en er is al een begin van een wak. Het ijs is aan de kant toch niet erg dik blijkbaar.
Er wordt ook een mini-elfstedentocht georganiseerd voor de kinderen. Ze beginnen in een ‘kooi’ (net echt) en wachten gespannen op het startschot. Halverwege staat een bruggetje waar de kinderen onder door moeten dan op de kant moeten klûnen en over de brug weer het ijs op. Na een tijdje ligt het bruggetje ook echt in het water, maar dat mag de pret niet drukken.
Het wordt langzaamaan steeds drukker op de ijsbaan en dat komt de kwaliteit van het ijs niet ten goede. Ondanks dat is het toch lekker schaatsen. De ene kant van de ijsbaan ligt in de schaduw de andere helft lekker in de zon. Je schaatst dan zo lekker met je gezicht in de zon. Het blijft tcch jammer dat we niet strengere winter hebben, zodat je er gewoon van uit kunt gaan dat je elke winter lange schaatstochten kunt maken. Nu zijn we tevreden met vier dagen vorst en een paar dagen ijs. Beter iets dan niets, om het maar positief te benaderen.