We vertrekken om kwart over twee uit Wezep. Ik leef op aspirines. Ik ben woensdag even met Karel, Coen en Stefan even naar het Heerderstrand geweest en het lijkt erop dat ik een zonnesteek heb opgelopen. Achteraf bleek het een bacterie te zijn. Meer mensen waren ziek geweest van die ene dag op het Heerderstrand. Zodra ik thuis kwam aspirines genomen en op bed gaan liggen. Het zweet gutst aan alle kanten mijn lijf uit. Donderdag ook nog op bed gelegen en tot aan ons vertrek niets gedaan, dan alleen de auto ingepakt. Vrijdagochtend ook nog niet superfit, maar ja we moeten toch weg. Ik rij zelf en meestal gaan de dingen dan wel weer beter. We stoppen regelmatig onderweg, ik drink veel water.
We willen overnachten in een jeugdherberg, maar ze zijn allemaal vol, behalve “De Ploatte” in Oostende. Teunie moet met de jongens op een kamer en ik op een eigen slaapzaal met 3 andere jongens. Lekker ouderwets dat gescheiden slapen.
We lopen nog even over een grote pier en genieten van de ondergaande zon. We eten nog een ijsje en Teunie en ik een bakje cappuccino. Het doet me goed. Ik ben kapot. Ik lig om 10 uur op bed en vanaf de eerste minuut veel zweet en vreselijk warm en daardoor weinig slaap. Mijn medekamergenoten gaan de hele avond en nacht stappen en komen rond vier uur zogenaamd rustig binnen. Ik word gek van gekrijs van de meeuwen en van de gezellige cafeetje in de straat. Ik herken het van de botterdagen.