Een tijd geleden met collega’s afgesproken om met de botter te gaan varen op het Ketelmeer. We hebben op het werk de hele week een Amerikaan op bezoek en het leek een goed idee om op woensdag even te onthaasten.
Ik breng samen met mijn zwager en Robert (mijn collega) de botter van Elburg (vaste ligplaats) naar Ketelhaven. Een tochtje van ruim 2 uur. Ik regel eerst om kwart over acht nog even de catering. Wat bolletjes en drinken voor tussen de middag. Robert wordt gebracht door zijn vrouw met de auto. We vertrekken om 9 uur en gaan eerst nog even langs bij de visboer. We halen wat haring met uitjes. Is echt iets voor op de botter. We zijn vroeg bij de botter en we rijden nog even door naar het landje. Het is er erg primitief (geen gas, water en elektriciteit), maar het is altijd even leuk om er te zijn. Robert vindt het er erg leuk. Het is echt kamperen. We rijden terug naar de botter. We stappen op de botter en we gaan. We starten de motor en maken de botter los. We varen weg richting Roggebotsluis.
We liggen een paar minuten te wachten als we de sluis invaren. Soms moet je hier gewoon 20 minuten wachten, maar nu gelukkig niet. Na de sluis gaan Robert en ik de bolletjes vast klaar maken. Kunnen de collega’s gewoon aanvallen. We hebben kaas en ham.
Het is prachtig weer. We varen lekker langs de dijk en we zijn precies om half één in Ketelhaven. De collega’s staan al op de steiger te wachten. Ik hoor dat ze er ook net zijn, dus de timing is weer perfect. Iedereen stapt op en we vertrekken. De bolletjes eten we buitengaats op. Robert is de ober en geeft iedereen melk of karnemelk.
We varen richting de Ketelbrug. De wind is erg zwak (windkracht 3), maar volgens de berichten komt er ’s middags iets meer wind. Mijn collega’s helpen met het hijsen van de zeilen en na enkele minuten staat het grootzeil. We hijsen de fok nog op en dan kan de motor uit. Dat is altijd weer een mooi moment. Eindelijk rust en alleen nog maar het geluid van kabbelend water langs de boot. Howard (de Amerikaan) neemt het roer over en hij geniet ervan. We varen wat heen en weer op het Ketelmeer. Na een tijdje moeten we overstag. De fok moet naar de andere kant en het ene zwaard moet uit het water en het andere zwaard moet in het water. Het zwaard uit het water halen kost moeite. Het is een handigheidje om het zwaard eruit te krijgen. Het zwaard moet in één keer over de klamp en dan gaat het vanzelf. Lukt je dat niet, dan is het erg inspannend. Mijn collega Peter gaat het gevecht aan. Na een aantal keren overstag lukt het hem. Het lijkt een overwinning en dat is het ook.
We varen dicht bij de Ketelbrug en door het heldere weer kun je Urk goed zien liggen. Howard is vele jaren geleden wel eens op Urk geweest. Urk was toen nog een eiland met één weg er naar toe. We gaan voor de wind terug naar Ketelhaven. De wind is wat aangetrokken en we varen toch gewoon zo’n 6 knopen. (zo’n 15 km per uur.). Lijkt niet erg hard, maar voor een 18 ton zwaar schip is het een mooie snelheid. We komen om kwart over vijf weer aan in Ketelhaven, waar we in het restaurant “Lands-End” aan het captain’s Dinner gaan. De ober komt nog even zeggen dat er één van de twee koks ziek naar huis is gegaan. Het kan dus allemaal iets langer duren. We willen rond zeven uur weg, zodat we dan mooi voor het donker thuis zijn. De botter heeft geen verlichting, dus varen in het donker is echt af te raden. We krijgen de menukaart en er staan toch veel lekkere keuzes op. Uiteindelijk ga ik voor de Noordzee tong. Het smaakt goed en zeven uur is geen reele tijd meer. Het loopt toch wat uit en om acht besluiten we toch maar te vertrekken. Het toetje of kopje koffie zit er niet meer in.
Eénmaal op het water maakt me dat ook niets meer uit. Ik geniet altijd van de luchten en van de stilte om ons heen. Rond deze tijd (acht uur) is er meestal niemand meer op het water.
Bij roggebotsluis is er nu zelfbediening. Door op de knop te drukken, wordt de brug vanuit Lelystad bediend. Op een veel te wazig bord staat dan dat je gedetecteerd bent en dan is het wachten. Eerst moet de brug open en daarna lig je meestal nog zo’n 10 minuten in de sluis te wachten op het sluiten van de deuren. Het verval is maar zo’n 20 cm, maar toch moet er geschut worden. Uiteindelijk gaan de deuren weer open en kunnen we richting Elburg.
Het licht wordt al minder en de schemering treedt in. Altijd een erg mooi moment. Om kwart over tien varen we de haven van Elburg in. We leggen de botter op zijn eigen plek en we kijken weer terug op een schitterende dag varen. Ik breng Robert nog even naar Zwolle en ben om kwart over elf weer thuis. Ik drink nog even een glaasje karnemelk en stap voldaan mijn bed weer in. Dit is voor herhaling vatbaar.